Art 26
We behoren allen tot iets groters
RUBRIEK: Maatschappijkritiek    Geplaatst op 10 maart 2020

De mens is een sociaal wezen: hij heeft nood aan sociale kontakten en interakties binnen zijn direkt woongebied en wijdser leefgebied. Dat socialisatie-proces maakt vriendschappen en kringen: de woon-kring met buren, de werk-kring met kollega's, de vrienden-kring, de uitgebreide gezins-kring, de familie-kring, .... In zijn jeugd oe-fent men dit als zijn school-kring en kameraden-kring. Hoeveel BBF's men daar heeft, staat evenwel niet garant voor blijvende vriendschappen die men gedurende zijn verder leven zal kunnen blijven hebben. Alles valt of staat immers, met het besef wat een vriendschap nodig heeft om te kunnen blijven groeien en bloeien.

Ik zelf heb daarbij nooit hoog opgelopen met het zogenaamde groepsgevoel, dat die vriendschapsbanden grotendeels ritualiseert tot omgangs-en herkenningsritu-elen. Een proces dat begint met de middelbare schooltijd: men is op zoek naar zijn identiteit , en een manier om zich te profileren tegenover de anderen. De moeilijkste weg, is die van de "onafhankelijke" , die vrij en vrank zijn eigen weg gaat. De gemak-kelijkste weg, is die, van lid te worden van één of ander clubje, dat zich onderscheidt door een bepaalde klederdracht, haarsnit, taalgebruik, muziek, .... Zo ontstonden "hippies", "punks", "hardrockers", "gabbers", "techno's", en ga zo maar door .....

Wat oorspronkelijk slechts een fase is in de groei naar individualiteit en volwassen-heid, wordt helaas nogal eens gekontinueerd en zelfs gekonstitutionaliseerd; een moeilijk woord voor een poepsimpel gegeven. Men wordt lid van een bepaalde club, clan, taverne, stam, volk, natie, ras, ..... Men draagt de kleuren van zijn vlag en de outfits van zijn groep. Dit gaat van voetbalclubs, politieke partijen, motorclubs, sek-ten, godsdienstgroepen, wijken, .... die met trots hun banieren dragen en hun hegi-monie tegenover de anderen willen bevestigen. Simpel uitgedrukt: ze gaan vechten tegen de tegenstander. De supportersclub van Antwerp gaan op de vuist met de sup-portersclub van Standard Luik. De Hell Angels voeren oorlog tegen de Outlaws. De Kristenen voeren een godsdienstoorlog tegen de Mohamedanen. In Europa voerden de Engelsen oorlog tegen de Fransen, tot in Amerika. In Midden-Azië vechten de Soenieten tegen de Sjiieten. In Afrika de Hutu's met de Tutsi's. In verkiezingstijd en ook daarna, voeren de politieke partijen vaak een vuile strijd om meer kiezers te win-nen, en de tegenstanders te bekladden. Denk aan Romeo en Julia, aan Westside Sto-ry, en al die andere beroemde oorlogen tussen rivaliserende bendes, die memorabele films of boeken hebben opgeleverd, maar regelrechte drama's voor levende mensen hebben betekend.

Wel, dat is NIET wat ik daaronder versta: een groepsproces houdt steeds een dyna-miek en belangen in, waaraan men zich moet onderwerpen om erbij te horen. Eerder dan gestalte te kunnen geven aan zijn individualiteit, moet men zich identificeren met de gebruiken, voorschriften en belangen van de groep. Soms spreekt men -in verband met godsdienst- over een discipel of volgeling. Men moet eerst als "leerling" een proeftijd doormaken, om tot de club als een volwaardig lid te worden opgeno-men. In gangster-bendes, moet men zelfs een misdaad plegen om te "bewijzen" dat men uit het goede hout gesneden is. Heel wat initiatie-rituelen hebben dezelfde rol en funktie: welkom bij de club der "ingewijden".

Het grote probleem van deze groepsgeest is, dat er niet getolereerd wordt dat men van de regels of de voorschriften afwijkt. Er is een code die men blindelings moet gehoorzamen. Op straffe van UIT de "gemeenschap" te worden uitgesloten. Wie bij-voorbeeld uit de Jehova-gemeenschap wil treden, krijgt direkt de afkeuring en de banvloek van allen over zich heen. Het probleem van de "erkenning" berust dus gro-tendeels op een illusie: in realiteit is er meer sprake van een keurslijf met geboden, verboden en verplichtingen. De persoonlijkheid wordt daarbij niet alleen gegijzeld door wat men de groepspersona zou kunnen noemen, maar moet zich ook onder-werpen aan de groepsmoraal. Dit verklaart waarom mensen vanuit dat kudde-gevoel in staat zijn om tot gruweldaden en moordpartijen over te gaan. En waarom het volgen van een "verlicht meester", de "grote leider", de guru, ..... voor zoveel on-heil kan zorgen: de charismatiese leider ontpopt zich dra tot een tyrannieke despoot, die door een ongenadige onderdrukking zijn "volgelingen" onder dwang houdt. Voorbeelden in de geschiedenis te over: van alle godsdiensten, tot kommunistiese en andere dictators.

Dit alles ontstaat vanuit het dierlijk-visceraal verlangen en angst, om "niet alleen te zijn". Wanneer we andere mensen "rondom ons hebben", voelen we ons automaties een pak zekerder en veiliger. Dat begint in de oertijden met zich te verenigen in stam-verbanden, en dit eindigt in de 21ste eeuw met zich geruster aan een bus-halte te voelen wanneer daar nog andere mensen staan te wachten, of op het zoeken naar Likes op Facebook, om bevestiging van zijn mening te krijgen. Maar deze, door de mens geörchestreerde en op angst (en macht) gesteunde vorm van gemaakte samenhorigheid, is, nogmaals, NIET wat ik bedoel.

Wat ik bedoel, is het gevoel dat we krijgen wanneer we op een wijds strand aan de zee, of in een uitgestrekt bos met oude woudreuzen aan het wandelen zijn. Daar en op dat moment, houden we ons niét bezig met de "grootsheid" van onze menselijke projecten, maar met de grootsheid van de NATUUR. Dat kan in een "blink of an eye" gebeuren: van groot ego, naar klein onderdeel van het geheel. Waaronder wel te verstaan: geen menselijk geconstrueerde maatschappij, maar het natuurlijk geheel waarvan de mens slechts een schakel is. De hele problematiek rond de huidige Kli-maatopwarming, zal NIET opgelost worden vanuit techniese en bureaucratiese reali-saties, maar vanuit het bewustzijn dat de mens SLECHTS een schakel is in dat na-tuurlijk proces: als hij deze biotoop en deze moeder Aarde vernietigt, is het ook niet meer levensvatbaar voor hem.

Ik herinner me nog alsof het gisteren was de momenten waarop ik mij spontaan op-genomen voelde door een groep van gelijkgezinden. Eén keer hoe tijdens de bezet-ting van de Universiteits-gebouwen in 69 naar aanleiding van censuur: hoe alle taken en opdrachten spontaan door vrijwilligers in een gemeenschappelijk élan werden op-genomen, blijft één van de piekervaringen van mijn leven. Of de relaxte chaos die de sixties-seventies-tijden kenmerkte: de projekten van Louter Kabouter, de oorspron-kelijke Gentse Feesten, en de vrienden-kringen waarvan ik toen deel uitmaakte. Ik zie mezelf nog in Londen flaneren, door straten vol kleurig beschilderde huizen, een platenwinkel binnengaan en daar Cat Stevens aanbevolen krijgen; een alternatieve bakkerij binnengaan om er een heerlijk kaneelgebakje te proeven; en klerenwinkels vol kleurrijke hippie kleedjes binnenlopen. De sfeer van de tegenkultuur was daar en toen tastbaar, zichtbaar, hoorbaar en voelbaar (en zelfs ruikbaar: patchouli).

Een derde manier om dit te beleven, is door MEDITATIE. Men laat dat ego dat zich het centrum van de wereld en het doel van het leven waant, even los, om te kunnen observeren wat er echt "gaande is". Dit gezegd zijnde, bedoelt men daarmee door-gaans de harde of doorgedreven vorm van meditatie; maar in werkelijkheid bestaan er verschillende manieren of niveau's van mediteren. Als mediteren het kontakt ma-ken met zijn hoger zelf , of bewustzijn, is, dan kan dit op tal van manieren. En dan kan dat ook op tal van plaatsen, en moet dit dus niet louter voorbehouden blijven voor tempels of "heilige plaatsen": ook hier kan zich weer die tendens tot ritualiseren manifesteren. Is dat een probleem? Eigenlijk wel, omdat men zich dan alweer vast-klampt vaan een bepaalde vorm, en de "inhoud" daarvan afhankelijk maakt: zo krijgt men dan verschillende meditatie-scholen die elk HUN techniek poneren als "de beste", en elkaar gaan "bekampen" om leden te winnen.

Wat hebben we ECHT gemeen met anderen?

Met alle planten hebben we de nood gemeen om een plaats te hebben, om er ons te kunnen vestigen, te leven, te groeien en ons te ontwikkelen. Een "plaatsje onder de zon", waar we ons ding kunnen doen. En voldoende water en voedsel om in leven te kunnen blijven. Zonder te vergeten -en dat is iets wat het mensdom steeds weer "ver-geet"- een plaats IN een levend landschap of ecologiese biotoop: een plaats in de woestijn is niets waard.

Met alle dieren hebben de nood gemeen om ons te kunnen bewegen en "bezig" te zijn. Ons welzijn hangt af van de afwezigheid van zoveel als mogelijk negatieve emo-ties, en van de aanwezigheid van zoveel als mogelijk positieve emoties. Ik voel me goed, of ik voel me slecht; ik ben gelukkig, of ongelukkig; ik ben tevreden, of ik ben gefustreerd. Zoals uitvoerig belicht hiervoor: omdat de mens een groeps-soort is, hangt zijn geluk in grote mate ook af van zijn relaties. Letterlijk: ik voel mij geluk-kig, als ik mijn dierbaren gelukkig kan maken. Bij uitbreiding: als de mensen rond-om mij niet gelukkig zijn, dan kan ik dat ook niet zijn. Altruïsme als overtreffende trap van sociaal gevoel.

Met al onze medemensen hebben de existentiële staat van een mens te zijn: ongeacht zijn huidskleur, zijn afkomst, zijn kultuur, zijn opvoeding, zijn maatschappij, zijn sex -e en sexuele geaardheid, zijn uiterlijk, .... heeft ELKE mens dezelfde noden, levens-problemen, relatieperikelen, vreugdes en verdriet, dromen, ..... We zijn ALLEN broe-ders en zusters die spreekwoordelijk in "hetzelfde schuitje zitten", ook al is dat letter-lijk niet het geval. Dat zou ons in staat moeten stellen om zowel onze eigen situatie, als die van een ander, te relativeren. Zoals bijvoorbeeld; als IK in de grote pech zou hebben, om in een oorlogsgebied te moeten leven, dan zou ik ook een migrant wor-den. Solidariteit als overtreffende trap van samenhorigheid.

Maar het gaat nog verder en dieper: met ALLE medemensen hebben we dezelfde li-chaamsstrukturen gemeen, en dezelfde strukturen van het bewustzijn. Het eerste is welbekend; het tweede is veel minder doorgedrongen. Het houdt in, dat, zoals onze organen op dezelfde manier werken, ook ons bewustzijn op dezelfde manier werkt. Hoezeer onze levensproblematieken ook van elkaar kunnen verschillen, ons Karma werkt voor ons allen op dezelfde manier. Hoezeer uiterlijk we ook van elkaar mogen verschillen, uiteindelijk staat iedere mens voor dezelfde existentiële vragen: hoe van iemand te houden; hoe zijn levenspad te bewandelen; hoe zin te geven aan zijn leven; hoe goed te doen; hoe oud te worden; hoe problemen op te lossen; hoe met verlies, ziekte en dood om te gaan. We ervaren allen dezelfde universele emoties en proble-men. We moeten allen inspanningen doen om een spirituele gezondheid te hebben. We delen allen dezelfde kwetsbaarheden en angsten. We zijn allen .... mensen.