Pag 2
Mijn eerste, enige en eigenzinnige reis in Nepal
Doorgegaan van 20 -10 tem 2-11-2013; Geplaatst op 10 november 2013

Maar goed, alweer een transportvehikel in, en op weg naar Bhaktapur doorheen het toch hels verkeer in Kathmandu. We zitten ietwat murw heen en weer geslingerd tussen korte wendingen en draaien, en de toeters en bellen, letterlijk dan. We worden gedropt in een hotelletje in wat een middeleeuws Nepal blijkt te zijn. Zoiets als het Patershol in Gent, of de Brugse binnenstad, met dit verschil dan weliswaar, dat er ook door de straten een druk verkeer raasde, en dat er werd geleefd op en rond de straat. De middeleeuwse sites van Gent en Brugge zijn doods, een soort musea of reliqui van "vroeger", maar de shops, de mensen, en de aktiviteiten in Bhaktapur bruisen van leven. 's Morgens vroeg, voor zonsopgang, is er een vroegmarkt, waar de boeren uit de omtrek hun produkten komen verkopen. Diezelfde boeren rijden met hun tractors ongenegeerd door de straten, en laten met dezelfde vanzelfsprekend-heid hun rijst drogen op doeken op de pleinen van het stadje. Ik zie het nog niet ge-beuren dat op de Vrijdagsmarkt in Gent, boeren hun patatten zouden komen opho-pen; ik zeg zomaar wat.

Bhaktapur is zowat in zijn gebleven autenticiteit en ongedwongen ongereptheid, de quintensence van "Oud Nepal": deels een pittoresk plaatje, dat daarom horden toe-risten aantrekt; deels een test-case van hoe Nepal zou kunnen evolueren onder het kontakt met de moderne invloeden. Terwijl onze gids uitleg geeft over de oude ge-bouwen, gebruiken en geloofsrituelen, vindt er op het hoofdplein een volksoploop plaats. Het heeft weg van een soort ritueel georchestreerde politieke meeting, waar de bewoners, en meer bepaald de vrouwen, hun "zeg" mogen doen binnen zeer sterk vooropgestelde patronen. Een soldatenontplooiing op de achtergrond waakt erover dat van het patroon niet wordt afgeweken. Nepal mag dan geen totalitaire staat meer zijn, de muilkorf en het harnas zijn nog steeds uitermate voelbaar. Ook op de meest toeristiese plekken, zijn er garnizoenen neergepoot, waar soldaten exibitionisties hun oefeningen voor het zicht van iedereen uitvoeren. Nepal heeft erg veel soldaten: de militaire carrière duurt er 20 jaar, waarna men op pensioen kan gaan. Dit valt een beetje te vergelijken met de legerdienst bij de Romeinen destijds.

Verfrissend is wel, dat de religieuze praktijken nog steeds levend zijn bij het gros der Nepalezen. Dit houdt in dat er in Bhaktapur een soort nachtwacht op de pleinen rondloopt, die gebeden prevelen en op de uren klokken doet luiden. En dit houdt in, dat de Nepalees 's morgens voor hij zijn aktiviteiten begint, eerst (bloemen of etens-waren-)offers brengt en wierrook brandt op de kleine altaren rond het huis, het hotel, of de zaak. Spiritualiteit wordt hier alledaags en pragmaties beoefend, en dat heeft wel iets: het kreëert een ochtendlijke rust die schril afsteekt tegen de drukte overdag.

Nauwelijks twee dagen in Bhaktapur, en reeds vroeg in de morgen opnieuw in de camionette op weg naar Kathmandu, om er de bus naar Pokhara op te stappen. Een busrit van 200 km in een sinueus trajekt door de heuvels van het binnenland. Een busrit van ruim 9 uur terug; met de knieën alweer in een inadekwate positie. De bussen zijn oud, de baan ligt er verschrikkelijk slecht bij -en dit is een eufemisme- maar de chauffeur is ervaren; hij weet elke put en kloof in de baan liggen, en wijkt daarvoor soms helemaal naar het ander baanvak uit. De remmen van de oude bus Loyal -laat ons niet in de steek trouwe!- piepen bij elke afdaling, en hij moet een ge-weldige versnelling nemen om een helling op te geraken.
Omdat men niet achter elke scherpe bocht kan zien, toetert elke wagen en bus voor-alleer een bocht te nemen. De manier van claxoneren heeft een geheel eigen "taal" ontwikkeld. Eén keer kort toeteren: opgelet, hier ben ik! Twee keer kort toeteren: opgelet, ik nader jou! Eén keer langgerekt toeteren: hou je in, want ik ga je voorbij steken. Twee keer langgerekt: ik bén je aan het voorbijgaan. Enzovoort, tot en met één langgerekt en aanhoudend "triomfantelijk" claxoneren: we zijn de lastige passage of berg voorbij!

Een paar keer stopt de bus onderweg bij een geïmproviseerde pleisterplaats. De ene "eet- en pishoek" heeft al betere accomodaties dan de andere, maar eigenlijk bevind er zich één in elke bocht van de baan. De Nepalezen zijn een pragmaties volk: je hebt eigenlijk niet veel nodig om een zaak te beginnen, of een hutje te bouwen. Overal, langs de banen, en in de steden, is het de ene shop naast de andere; in Nepal hoef je geen enkele formaliteit te vervullen om een eigen zaak te starten. Gewoon 10% af-staan aan vadertje staat van je inkomsten is voldoende.

Hier en daar ligt een bus in de ravijn, of is er een gedenkteken langs de weg voor gevallen slachtoffers: het herinnert eraan, dat een verkeerd manoeuver vlug kan ge-maakt worden, en dat dood en leven hier dicht bij elkaar liggen. Ook dat is dan een vorm van pragmatisme in Nepal: kom de dag door; overleef. Wat morgen brengt, weet je niet, en zal je dan wel zien. Het is geen gelatenheid of fatalisme, maar eerder een vorm van realisme: tegenover wat staat een mens, en hoe moet hij overleven? Langetermijn-denken werkt daarin kontra-produktief. Wat doet een Nepalees dus, als hij een huis bouwt? Automaties de steunpilaren voor devolgende verdieping op het dak zetten; voor als hij ooit eens geld zal hebben om dat te kunnen bekostigen. En wat doet een Nepalees met stenen, hout, keien en andere materialen? Die laat hij voor zijn deur liggen, voor wanneer hij ze op een dag nodig zal hebben.

Voor alle duidelijkheid : de video hieronder, is opgenomen tijdens het omgekeerde trajekt nl van Pokhara naar Kathmandu. Heen en weer, nietwaar!

"Zie je de bergen al?", is dé wederkerende vraag wanneer Pokhara naderbij komt. Pokhara, de mythiese plaats, vanwaar alle trekkings vertrekken; Pokhara, de poort tot de Himalaya. Maar in de praktijk betekent dit: een drukte van jewelste alweer. Op het busplein ontmoet ik eindelijk opnieuw René van Maya, maar de begroeting moet kort zijn: het is een komen en gaan van taxi's op het plein, en je moet er één weten te pakken te krijgen. Het hotel Panorama waar we zullen verblijven, heeft zeker zijn naam niet gestolen: met zicht op de "Vissestaart"-berg.

Die "bergen" zijn natuurlijk hét uithangbord van Nepal: ze prijken op de kaft van alle boeken, op sites, op posters, ze zijn de pr en de trots van alle Nepalezen. Volkomen terecht natuurlijk, maar wat moét je eigenlijk met die bergen, wanneer je een dagje ouder bent, en noch de ambitie, noch de zin hebt om er in te gaan trekken? "The mountains! Have you seen the mountains sir?" "Yes, they are there!" Je kunt je er een uur op vergapen, maar alles went na een tijd. En wat nu? Wat voer ik hier nu uit?
Al vrij snel werd het mij immers duidelijk dat ik slecht tegen het klimaat in Pokhara kon, dat men eigenlijk als subtropies moet omschrijven. In Kathmandu, dat veel ho-ger ligt, is het beduidend koeler. Een temperatuur van 30°C eind oktober, was niet aan mij besteed. Ik was eens tot Pokhara-"beach" gelopen, en zweette als een rund. Het begon mij te dagen dat ik onmogelijk de moeilijke en lange wandeltochten door-heen de heuvels zou kunnen maken, waar de projekten van Maya zich bevonden. Mijn gestel wàs nog steeds erg gestresst en oververmoeid.
Bovendien begon zich te manifesteren dat Nepal "a strange effect on me" had. Op sommige momenten kon ik als het ware Nepalees "verstaan". Vraag me niet hoe dit in zijn werk ging, maar soms kreeg ik er de "vertaling" in het Nederlands bij, en leek het alsof de Nepalezen plots Nederlands begonnen te spreken. And last but not least, bleek het hotel geen goede plek te zijn. Het was de kombinatie van een aantal fak-toren: veel poeha, met een veel te protserige (marmer) en grote trappenhall, kil en sfeerloos in zijn interieur, en niet in het minst iedere nacht een soort "dramaties optreden" dat door het hotel galmde. Eerst dacht ik: waarom maakt de hoteldirektie hier geen eind aan? Tot bleek, dat de "opera" tussen de hoteleigenaar zelf, een soort kleine kolonel met snor, en zijn vrouw werd gespeeld. "Ik haat je! Je bent niet mans genoeg om een vrouw te kunnen bevredigen, en je denkt dat je een hele piet bent, door daar als een haantje achter de toog te staan paraderen." "Ik heb het toch maar mooi voor elkaar gekregen, wat niet van jou kan worden gezegd, slet! Niets belet je om alsnog weg te gaan, maar dat durf en kun je niet hé!" "Daag me niet uit, of ik doe het minkukel! We zullen eens zien, of je nog zo zelfzeker zult zijn, als ik wegga. Oh, ik haat je!"

Bizar? Misschien, maar belangrijker was, dat ik daar geen rust kon vinden. Op naar koelere oorden dus, naar betere oorden, "dichter" bij huis. Ik was niet alleen duizen-den kilometers ver daarvan, maar bovendien 1 busrit + 1 vliegtuigrit + 1 vliegtuigrit daarvan verwijderd. Ik had het gevoel, dat ik daar vast zat; en als ik dat gevoel krijg, wil ik weg. Ik ontsloeg mijzelf aan het programma van Maya, onttrok mij uit het ge-zelschap, en keerde op mijn eentje terug naar Kathmandu. Men begreep het niet, maar het was noodzakelijk voor mijn zelfbehoud.