Art 5
Guppy: een nieuwe kijk op de genetika van de Types (Deel 3)
RUBRIEK: Guppy Kweek    Geplaatst op 28 mei 2019

Nu, deze half black is dermate persistent en dominant, dat men zich be-gon af te vragen of er niet meer mee aan de hand was. Maar wat dan? Sommigen zagen de gelijkenissen met de zwarte platy, en inderdaad: de verdeling van de kleurcellen, de glansstreep op het bovenlichaam, en de kombinatie met andere kleuren vertoont heel sterke gelijkenissen. (zie foto hierboven). Maar kruisingen tussen guppen en platy's zijn niet echt moge-lijk: het zijn wel neven van elkaar, maar anatomies gaat het niet (guppen, endlers en black mollies behoren tot het ondergeslacht Poecilia, terwijl platies en zwaarddragers tot het ondergeslacht Xiphophorus behoren). In tegenstelling tot kruisingen tussen platy's en zwaarddragers die nauwer aan elkaar verwant zijn, en die de zwarte (tuxedo) en de rode (tuxedo) xipho heeft opgeleverd, maar die minder gestroomlijnd zijn dan de oorspronkele "blanke" xipho en meer gedrongen zijn zoals een platy (zie foto's linksboven) .

En kunstmatige inseminatie dan, was dat al mogelijk in die tijd? Allicht niet, maar er rijzen toch twijfels wanneer men konstateert hoe ver sommi-ge liefhebbers het drijven met hun hobby: guppen op de "operatie-tafel" leggen bijvoorbeeld om hun vinnen bij te werken (of dit nu is om vinrot te stoppen, om (oudere) vissen beter te laten zwemmen, of om de staartvin-nen perfekt te trimmen).

Maar goed, belangrijk bij dit alles, is het feit dat met die snakeskin en die halfblack, de basis is gelegd voor de ontelbare "moderne" gupstammen die daaruit sinds de jaren 80 zijn gekweekt geworden. Met name de ietwat rare metalhead uit de eerste, en de Moscow (blauw, groen, purper,...) uit de tweede. Wat mij daarbij opvalt -en wat ik meteen ook als mijn persoonlijke bijdrage beschouw aan het guppy-verhaal- , is dat men hierbij ofwel de té wetenschappelijke toer opgaat door elke nieuwe variatie een andere gen-naam te schenken, of dat men zich ofwel teveel verstopt achter die fameuze kleurcellen wanneer het verhaal hiaten begint te vertonen. Uiteindelijk voeren die kleurcellen slechts uit wat de genen dikteren, dus hebben zij slechts een secundaire betekenis.

Als ik bijvoorbeeld de Moscow blauw, vergelijk met de blauwe delta en sluier die ik in mijn jeugd kweekte, dan valt een duidelijk verschil op. Hoe ik ook mijn best deed om de blauwe triangel zo zuiver mogelijk blauw te krijgen, er waren steeds zoveel variabelen in het spel, dat ik nooit ofte nimmer het resultaat van een Moscow blauw kon bereiken. Er waren altijd op het lichaam of op de staartvin enkele kleurvlekken , streepjes of mini-maal vermoedens van andere kleuren zichtbaar.

Men kan het Moscow een mutatie noemen, maar dit is slechts een etiket, en verklaart niets wezenlijks. Mijns inziens zijn hierbij twee principes werkzaam. Ten eerste, de "open" genetiese struktuur is gefixeerd tot een vast patroon. De genenkonfiguratie blijft BINNEN dit patroon konstant, en er kunnen geen andere genen deze plaats innemen, of deze keten ko-men verstoren. Het patroon wordt en blijft identiek gekopiëerd. En ten tweede: dit gebeurt, via de al door mij vernoemde lokaties.

Men kan dat konstateren aan de hand van alweer twee feiten uit de kweek-PRAKTIJK. Ten eerste: al deze mutaties treden op in een vertikale of (en) horizontale segmentering. Sommige beslaan het halve lichaam (voor- of achterlichaam); anderen beslaan het boven- of onderlichaam. (zie figuur hierboven centraal). Ten tweede: in wezen mislukte kweekresultaten, die BINNEN deze zones twee niet bij elkaar passende kleuren of tekeningen met elkaar kombineren, bewijzen niet alleen het bestaan van zulke zones, maar ook het "plakwerk" dat in de "vrije zone" plaats vind. Ik heb hiernaast een aantal foute kombinaties als illustraties hiervan gezet, met de lijn erbij getekend van de zone-grens.

Dit geeft ons uiteindelijk een overschouwelijker en eenvoudiger systeem én om de verschillende gupstammen te ordenen, én om het geneties mecha-nisme te begrijpen dat erachter steekt. Want aldus kan men patronen herkennen, die betrekking hebben op het gehele lichaam van de gup (effen, snakeskin, vienna, moscow,....), en patronen die horizontaal gesegmen-teerd zijn (grass, neon-tetra-streep, zigzag-lijn, glansstreep op rug, acan-thus-motief,.....); en ook patronen die vertikaal gesegmenteerd zijn (metal head, halfblack, japan blue, zebra of tiger, .....).

De patronen over het gehele lichaam zijn de meest evidente, natuurlijke en harmoniese, omdat er qua kleur en qua tekening een eenheid bestaat. Hier past het verhaal van de kleurcellen die als een jasjes in verschillende doorzichtige of ondoorzichtige lagen boven en onder elkaar voor het schit-terend schouwspel kunnen zorgen, die van een gup een levend juweeltje maken. Men kan daar de eigenschappen blond, goud, metaal, zilver en platinum ook bij rekenen omdat zij een kleurtoon in een bepaalde laag leg-gen. En de eigenschappen albino, blauw en margenta eveneens, maar in tegenovergestelde zin: zij brengen geen nieuwe laag bij, maar schrappen eerder bestaande laag(en) tot een minimum.

Die "jasjes" zijn huidlagen. De guppy-huid zit in 3D in elkaar:maar liefst 3 lagen die op elkaar liggen en voor een doorschijnend samenspel, menging of bedekking en maskering van elkaar zorgen.

De bovenste laag bestaat uit gele en rode kleurcellen, en funktioneert als een doorlaat- en filter-zone: geel en rood worden "herkend", gekapteerd en terug gekaatst (en wij zien geel en rood in de gup), en de andere kleuren van het spectrum worden door gelaten naar devolgende laag.

Deze tweede laag bestaat iriserende kleurcellen, en funktioneert als een weerkaatsings-zone: de kleuren wit en blauw worden op hun beurt her-kend en gereflekteerd, met een bepaalde kwaliteit van glans: van mat, over zilver-achtig of metalig, tot en met goud-achtig (=blond).
Hiernaast een voorbeeld hoe dit konkreet in zijn werk gaat: een gele gup met een sterk iriserende tussenlaag , heeft een geel-metallic uiterlijk. Een gele gup met witte kleurcellen in plaats van zwarte kleurcellen in de derde laag (zie verder), ziet er dof-geel uit. En full platinum albino guppen, zien er doorschijnend wit uit met een gelige schijn. Wat voor geel geldt, geldt natuurlijk ook voor de andere kleuren.

Want de derde en diepste laag bestaat uit zwarte kleurcellen, en funktio-neert als absoptie-en achtergrondlaag: wat niet door specifieke kleurcellen in de bovenste twee lagen werd verwerkt, wordt hier gevangen. Is die laag er niét, dan worden deze kleuren niet gereflekteerd maar geabsorbeerd , wat voor fletsheid en gebrek aan intensiteit in de kleuren kan zorgen (zie foto hiernaast). De achtergrond of dekor voor de kleuren ontbreekt dan immers en de meng-kleuren die worden gevormd, zijn flets in intensi-teit: vuil groen, vuil paars, vuil rood, .... Ik heb dit reeds vermeld in Deel 2 bij de overlapping van kleurlokaties, maar dit is de "techniese uitleg" hier-van. Het verlies aan kleur-intensiteit bij eleminatie van zwart(e kleurcel-len), is een frekwent optredend probleem in de monochrone guppy-kweek. Tot slot nog twee bijzonderheden over deze derde laag: zwarte cellen kun-nen vervangen worden door witte kleurcellen, of door grijze diffuse kleur-cellen bij de Moscow-types.

Sommige soorten maken nog een buitenste vierde laag , een"overcoat" bij, in de vinnen: zoals bij de glans van de Stoerbach-stam en HB-types.

We zijn aanbeland bij de patronen die vertikaal gesegmenteerd zijn: in het voorlichaam zoals de metalhead; in het achterlichaam zoals de Japan blue en de zebra- of tijger-strepen (King Cobra); en tenslotte ook in de staartvin zoals het vlammen-patroon.

De metalhead werd bij veredeling gekweekt uit de snakeskin-stam. En wel op twee verschillende manieren. Bij sommige snakeskins is er in het voor-lichaam een donkerblauwe vlek te zien (fase 1), die bij opwinding groter en dieper van kleur wordt (bij krachtsmeting met andere mannetjes of bij het paaien van de wijfjes). Die werd soms ook de "the blue bandit mark" ge-noemd, en is het kenmerk van de daaruit geteelde Grass Galaxy-stammen. Door verder dit kenmerk door te telen, kwam men ertoe deze vlek groter en groter te doen worden (fase 2), tot het gehele voorlichaam ermee bedekt werd (fase 3). Dat het ook anders kan, bewijzen de metalheads die werden bekomen door Moscow blue te kruisen met Snakeskins (maar daarvoor was wel een ongelukje van een crossing-over noodzakelijk).

Nu persoonlijk vind ik een metalhead een nogal kustmatige en niet erg mooie gup: hij lijkt een beetje op het produkt van het snij- en plakwerk van een kind. Vooral bij de gupstammen die daarvan dan nog eens afgeleid zijn. De Rode Pingu bijvoorbeeld, heeft meer weg van een gup die haastig een pyjama-broek heeft aangetrokken. Zoals ik al heb vermeld: zowel Ja-pan Blue als Metalhead zijn voor kwekers misschien erg praktiese stam-men omdat ze vrij konstant blijven, met een beperkte variabiliteit in het "vrije" (ttz niet gefixeerde deel). Maar tegelijk zijn ze zoals een lastig on-kruid dat men niet uit zijn tuin weg krijgt: eenmaal ze hun intrede hebben gedaan, krijgt men die heel moeilijk weg uit zijn gupkweek. Al zijn vissen wegdoen en van nul herbeginnen, blijkt dan wel eens de enige werkende optie.

Tenslotte zijn er de patronen die horizontaal gesegmenteerd zijn, wat aangepast is aan het gestroomlijnde lichaam van een vis. Drie segmenten: één op de rugzone zoals een streep in een bepaalde kleur; zoals een zigzag-lijn (al dan niet vergezeld van een rij kleurvlekken paralel erboven of (en) eronder). Eén in het middenlichaam zoals de blauwe Nike-streep bij de Grass-stammen, of een Neon Tetra streep . En ook nog één in de buikzone, zoals in een bepaalde kleur - Metarika genaamd, of zoals het Acanthus-motief. Dit laatste is ontstaan bij veredeling van Snakeskins, waarbij het patroon mij doet denken aan de gestyleerde motieven op Griekse zuilen.

Deze horizontale tekeningen en kleuren ogen natuurlijker dan de vertikale segmenten, omdat zij de zwemrichting van de vis volgen, alsook de vorm van het guplichaam rond de zijlijn of laterale lijn. Ze zijn ook minder star als patroon, en kennen genoeg variabiliteit en speelruimte om in de kweek veranderingen aan toe te brengen.

Met name de Endlers kennen voornamelijk horizontale segmentering, wat voor heel wat hybriden tussen guppen en Endlers heeft gezorgd.