Art 9
De Genetiese Genealogie Tabel van de guppy-stammen
RUBRIEK: Guppy Kweek         Geplaatst op 18 maart 2020

De guppy is een aquariumvis waar reeds meer dan 100 jaar met wordt ge-kweekt. Maar alleen de laatste 40 jaar zijn daarvan goed gedocumenteerd. Dat heeft zo zijn redenen. De eerste is een evidente: de eerste boekjes en tijdschriften waren voornamelijk voorzien van getekende en gekleurde prenten; daarna gevolgd door wit-zwart foto's. Deze laatsten deden de kleurenpracht van het miljoenvisje helemaal geen eer aan. Ook de eerste kleurenfoto's waren eerder nogal grof in tinten, zodat het eigenlijk vooral fotografie-liefhebbers waren die met goede camera's mooie kiekjes in kleur konden vastleggen. Het heeft geduurd tot de uitvinding van de digitale fo-tografie, vooralleer men "normaal" foto's van zwemmende guppen in hun volle pracht kon nemen. En dan nog: zij die dat geprobeerd hebben, weten hoe moeilijk dit nog steeds is. Juist op het moment van afdrukken, draaien of zwenken ze, zodat ze er zelden mooi of volledig op staan.

Precies om deze redenen, heb ik in mijn jeugd tekeningen met kleurpotlo-den gemaakt van de guppen die ik had gekweekt. Een monniken-werkje dat veel geduld en aandacht vergde, maar die mij een documentatie-mate-riaal bezorgde, die tot op de dag van vandaag uniek en akkuraat is. Al bij al kent men de guppy-stammen van het eerste uur alleen maar uit beschrij-vingen, of aproximatieve en vaak rudimentaire schetsen. De toenmalige exemplaren die op "sterk water" werden gezet, zijn in de loop der jaren erg verkleurd, en geven dus geen goed beeld van de destijdse echte kleuren. Hetzelfde geldt voor kleurenfoto's die worden genomen van (pas dode) vissen of vissen "op het droge": zwart, geel en rood domineren, terwijl de iriserende kleuren blauw en groen grotendeels "verdwijnen". Ze "zien" er dus nooit uit als een levende gup in het water.

Het eigenlijk geneties onderzoek over de guppy heeft grotendeels in deze beginjaren plaats gevonden. Tegelijk was het ook het begin van de geneti-ca, en vond men in de gup met zijn grote variabiliteit een goed studieobjekt om bepaalde fysieke kenmerken aan bepaalde genenparen te markeren. Nieuwe onderzoeken van de gup hebben meer betrekking op hoe het feno-type van een populatie zich aanpast aan de ekologiese realiteit: het impakt van roofvissen bijvoorbeeld op de kleur van de mannetjes. De "weten-schap" heeft zich derhalve niet echt verder verdiept in de genetika van de gupstammen die nadien door de kwekers werden geteelt.

En hier stelt zich precies een belangrijk probleem: men gaat verder met het mechanisme om elke nieuw bekomen vorm aan een nieuw gen toe te schrijven, en er verder bij te vermelden dat dit waarschijnlijk of in de meeste gevallen Y-gebonden is, maar niet altijd. Dat is eigenlijk nietszeg-gend, omdat ik reeds in vroegere artikels heb opgemerkt, dat men gupwijf-jes kan onderscheiden aan hun staartvinvorm en -kleur, dus dat er meer sprake is van een blokkering door het X-chromosoom van de kleuren op het lichaam. Het feit dat de paar mooiste wijfjes die ik in mijn cariere heb gekweekt onvruchtbaar bleken te zijn (door een hormoonverstoring) be-vestigt dit.

Dus al die gupstammen die door mensen werden gekweekt, korresponde-ren NIET aan enige geneties-biologiese noodwendigheid. Ze korresponde-ren aan door guppyclubs ontworpen standaards en aan menselijke ver-zuchtingen. Indien er niet deze regelmatige tentoonstellingen van guppy-clubs met te behalen prijzen zouden plaats vinden, is het de vraag in hoe-verre er nog nieuwe gupstammen zouden gekweekt worden. Eénkleurige guppen doen ook de kleurenrijkdom van de vis intrinsiek geweld aan: van-uit mensenoogpunt kunnen het bewonderenswaardige kweekresultaten van toewijding en expertise zijn, maar vanuit biologies-geneties oogpunt zijn ze eigenlijk totaal oninteressant. Hetzelfde kan gezegd worden van de recessieve pigmenteringen blond, blauw en albino, en van al de mogelijke verlengingen van vinnen waartoe de gup in staat schijnt te zijn. Die geven in de natuur geen enkel logistiek voordeel in de survival, integendeel. Derhalve is er de noodzaak om een nieuwe tabel te maken, met die genetie-se eigenschappen en gup-stammen die er wél toe doen.

Die patronen die wél geneties een verschil uitmaken, en ontstaan hebben gegeven aan verschillende gup-stammen, kunnen aldus in essentie herleid worden tot 8 basis-patronen die in de wilde gup aanwezig zijn, en bij de eerste kweken door selektie naar voren zijn gekomen. Deze ZELFDE patro-nen ziet men op bijna "magiese wijze" terug verschijnen, wanneer guppen in het wild worden uitgezet. De "overdreven" prachtgup-eigenschappen ziet men in zo'n populatie langzamerhand verdwijnen; men noemt dit regressie naar de wildvorm. En tegelijkertijd verschijnen dan opnieuw de natuurlijke, wildvorm-tekeningen en -patronen.

Op de tekening hierboven heb ik deze basisstammen uitgetekend. Er is vooreerst een vlekkenpatroon in de staartvin dat nadien de mosaiek staart tekening heeft opgeleverd. De egale kleurtekening op het lichaam en zijn tegenhanger met vlekken -spots- op het lichaam.Er is het strepen- en vlek-kenpatroon op het lichaam, dat later de Wiener Smaragd het ontstaan gaf en als oude stam pauper werd vastgelegd. Er is de bird-eye met zo'n teke-ning aan de staartwortel of op het lichaam. Er is het kantstaartje of lace-tail, die bij verder doorkruisen het filigraan-motief heeft opgeleverd. Er is de belangrijke nigrocaudatus met zwart getekend achterlichaam, die aan de basis van de half-black lag. En last but not least is er ook nog de caudale ster aan de staart-staartvin. Deze 8 basis-stammen vormen de genenpoel, waaruit alle guppy-stammen nadien werden gekweekt ( Lijn (1) op de genealogiese stamboom hieronder).

De KLEUR speelt hierbij als dusdanig minder een rol, omdat de verschil-lende kleuren steeds gemengd kunnen voorkomen, op hun voorkeurs-lokaties, zoals ik in mijn vorige artikels heb benadrukt. Dus strikt gezien zijn de blauwe, rode, witte, gele, groene of paarse tuxedo geen nieuwe stam men, doch eerder kleurvariaties van de stam tuxedo. En waarom men met alle geweld eenkleurige guppen wil kweken als er zo'n mooie kleurkom-binaties kunnen bestaan, zal voor mij altijd een raadsel blijven. Men zou er beter aan doen prijzen te geven aan de guppen met de mooiste kleur-harmonie. Een kweekprodukt eerder als een schilderij zien, dan als iets dat wordt beoordeeld op "standaards".

Zo kan men een overzichtelijke genealogiese stamboom van de gup op-stellen, waarop niet alleen alle natuurlijke stammen die men bij feral guppies kan aantreffen voorkomen, maar ook alle door de mens doorheen die 100 jaar gekweekte prachtgup-stammen kunnen worden geplaatst in hun lijn van afstamming.

Deze (door de mens gerealiseerde) kruisingsprodukten kan men vinden op lijn (2). Met name in rechtstreekse afstamming: de mozaiek-triangels, de effen gekleurde (blauw, rood, multicolor, ....) triangel, de caudale ster -mis-schien voor jou een buitenbentje in de rij, maar ik kom daar later uitvoerig op terug-, de snakeskin, en de half-black of tuxedo. Deze stammen in (2) kan men de moderne guppy-stammen noemen (sinds 1960), en liggen bovendien aan de basis van alle verdere stammen die daaruit later werden gekweekt (3 en 4).

Een belangrijk argument voor deze indeling-ik kan het niet genoeg be-klemtonen- wordt geleverd door de bewijzen ervan "in de omgekeerde richting": wanneer guppen terug in het wild worden losgelaten, dan treedt in de populatie een regressie naar de-ze 8 basis-patronen op. Dit is een fenomeen dat welbekend is bij guppy-kwekers, maar waar zij geen enkele interesse in vertonen, gezien regressie de diametraal opposiete richting uitgaat dan deze welke zij met hun kweek beogen. Maar in wilde populaties waar guppen voor het eerst werden los gelaten, ziet men deze "oude" pa-tronen , die onze grootouders hebben gezien, als het ware weer letterlijk opduiken. Ik heb er hiernaast links enkele onder elkaar gezet: de "ouder-wetse" overleveringen, en de "nieuwe" ver-schijningen ervan.

De caudale ster wordt doorgaans niet als een stam beschouwd. Eerder als een "artefact" van één bepaalde stam. Philip Shaddock zegt er in zijn opus Guppy Color Strains dit over: "De beste exemplaren van de Vienna Emerald hebben ook een "Peacock Butterfly" (een Pauwenoog)- een zwart oogje met een iriserende rand- op hun caudale vin (pagina 225)." En ver-volgt met: "De stam dankt zijn naam aan de intense groene, metallieke kleur aan de basis van zijn staatvin, vanwaar het verder gaat over de rest van het lichaam. Het wordt de "Emerald Green Iridescent" genaamd, kort-weg EGI.(p126)". Met dit laatste kan ik niet akkoord gaan, en ik heb daar 3 belangrijke argumenten voor. Eén: de naam "Vienna Emerald" is de En-gelse benaming voor een gupstam die oorspronkelijk in Duitsland als Wie-ner Smaragd werd gekweekt en benoemd. Die had als eigenschappen een groenblauwe grondkleur en die typiese "meandervormige" tekeningen op het lichaam. Deze stam was oorspronkelijk ook een triangel. Van die ster op de staartvinwortel was toen nog geen sprake. Later werden deze terug gekruist op dubbelzwaarden, en werd de stam onder de nieuwe naam Vien-na Emerald vooral als dubbelzwaarden verder gekweekt. Twee: de blauw-groene ster werd dus door deze dubbelzwaarden binnen gebracht. Maar ook daar ziet men nog exemplaren mét, en zonder deze ster. Drie: die cau-dale ster is een veel voorkomende eigenschap binnen deze dubbelzwaar-den, en in die mate dat deze eigenschap fundamenteler is dan de eigen-schap "dubbelzwaard". Dat bewijzen onder meer de terugkruisingen van de Japanse kweker Kenjiro Tanaka met zijn Ginga Kinubali: deze ginga's vertonen kenmerken van de Wiener Smaragd en van het kant-staartje, en hebben die caudale ster in een hoge frekwentie (maar in wit, geel, groen, groen geel, blauw of rood). Daarom liggen kantstaart en caudale ster in de genealogiese stamboom voor mij ook naast elkaar: de "oerguppen" verto-nen vaak mengvormen van beide. En overigens kan de caudale ster als ba-sistype van 1 in al de verschillende afgeleide stammen in 2, 3 en 4 voor-komen: hieronder links 3 voorbeelden ervan in de bonte triangel Grass, een King Cobra en een Snakeskin.

Tijd om onze aandacht te schenken aan de stammen die werden gekweekt uit de 8 basis-stammen in 2 . Maar ik ga dit niet op de manier doen zo-als men dat tot nu toe heeft gedaan: een mik-mak van namen geven en op-sommen, geeft geen echt inzicht en overzicht in hoe deze stammen zich ten opzichte van elkaar verhouden. Oorspronkelijk wou ik al de gupstammen in cirkels weergeven: dat zou de pijlen tekenen om verbanden te tekenen vergemakkelijken, maar dat zou het totaalbeeld nogal ingewikkeld maken. Daarom heb ik verkozen twee lijnen in de genetiese stamboom te leggen: 4a en 4b. Niet toevallig de twee nieuwste "ontdekkingen" van de laatste decennia, en die dus eigenlijk aan de basis liggen van alle "moderne" gup-stammen die ervan zijn "afgeleid": de Snakeskin en de Half Black. Leopard, Galaxy, Nebula Steel, Medusa en Metalhead zijn kweekprodukten van de Snakeskin-stam. Vertikaal wordt de andere stam in 2 aangegeven waarmee de kweek werd uitgevoerd. Metalhead, Moscow, Japan Blue en Grass, zijn kweekprodukten van de Half Black stam. Hun plaats geeft al-weer vertikaal de andere stam in 2 weer, waarmee ze werden gekweekt. Deze indeling maakt alles klaar en duidelijk. Het geeft natuurlijk niet de aandacht, de zorg en de tijd weer, nodig om zo'n nieuwe stam te kweken.

De aandachtige kijker zal genoteerd hebben dat boven sommige van de fo-to's een Fix Gen staat: dit staat voor een eigenschap door een gefixeerd stuk genoom. Als gevolg van een crossing over bij de chromosomen-ver-eniging, is er een stuk van "plaats gewisseld" en werd daardoor de korres-ponderende plaats VAST ingenomen door dat stuk. De "zegen" daarvan voor kwekers, is, dat deze eigenschap onveranderd en permanent wordt door gegeven van generatie op generatie. De "pest" ervan is, dat men met een vast patroon blijft opgezadeld waarbinnen men geen variaties meer kan mendelen. Eenmaal Half Black bijvoorbeeld, dan blijft men met Half Black opgezadeld. Hetzelfde fenomeen wat betreft Metalhead, Moscow, Japan Blue en Grass. Men moet noodgedwongen daarBUITEN variaties kweken: Half Black met rood, wit, geel of blauw voorlichaam en staartvin bijvoorbeeld. Dat is de prijs die men betaalt om vaste patronen als voor-naamste maatstaf te poneren. De Ginga's en de Snakeskins laten veel meer variabiliteit toe.

Een niet onbelangrijk gevolg hiervan is, dat men die gefixeerde stukken ge-noom niet meer uit de kweek krijgt, en dat men op de duur lelijke guppen krijgt die als het ware uit allerhande puzzelstukken zijn opgebouwd. Ik heb hier links 3 voorbeelden geplaatst, om aan te tonen hoever men op die ma-nier is afgedwaald van "pracht"guppen met harmoniese kleurenrijkdom en -schakeringen. En hiermee kan ik mijn pleidooi afsluiten voor het kweken van mooie guppen in een vorm en kleurenpallet dat dichter aanleunt bij hun natuurlijk voorkomen.